Margaretha Cornelia Johanna Wilhelmina Henriëtta (‘Margaretha’) Roosenboom
Den Haag 1843 – 1896 Voorburg
Dit genre onderging halverwege de 19e eeuw een belangrijke verandering: bloemstillevens werden voortaan minder streng gecomponeerd. Roosenboom had in de oudere Gerardine van de Sande Bakhuyzen (1826 – 1895) een belangrijk voorbeeld. Deze drapeerde haar bloemstukken en fruit al losjes op een bosgrond of stenen plint in plaats van strak in een vaas. Roosenboom liet zich ook door deze manier van rangschikken inspireren. Ze creëerde harmonieuze voorstellingen die meer rust en eenvoud uitstraalden dan bloemstillevens uit de 17e of vroeg 19e eeuw. Daarbij concentreerde ze zich vaak op één type bloem: meestal haar favoriete rozen. Als variatie voegde ze zo nu en dan fruit toe, of een bloem in een andere kleur.
In Roosenbooms werk komt, in tegenstelling tot dat van Van de Sande Bakhuyzen, al een grotere invloed van het impressionisme naar voren. Door de lossere techniek werden de kleurovergangen zachter en minder afgebakend. Dit werd nog eens verstrekt in haar aquarellen. Aquarelleren is misschien nog wel moeilijker dan schilderen in olieverf. De toetsen moeten in één keer raak zijn en kunnen, in tegenstelling tot olieverf, niet worden gecorrigeerd. Bovendien is aquarelverf transparant en wordt deze op papier aangebracht. Roosenboom was buitengewoon bedreven in deze techniek.