Maria Vos
Amsterdam 1824 – 1906 Oosterbeek
Vos was ook actief in het kunstenaarsleven. In 1847 werd zij honorair lid van de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam en was zij lid van schildersgenootschap Arti et Amicitiae. Op twintigjarige leeftijd (1844) zond Maria werk in voor een tentoonstelling van ‘Levende Meesters’ te Amsterdam. Vanaf dat moment werd haar werk regelmatig tentoongesteld, ook in het buitenland. In 1853 verhuisde zij naar Oosterbeek, de schilderskolonie die ook wel het ‘Hollandse Barbizon’ wordt genoemd. Daarnaast gaf Vos schilder- en tekenles, onder meer op kostschool De Tafelberg en aan de kinderen van de Amsterdamse bankier en kunstverzamelaar Christiaan Pieter van Eeghen. Tien jaar later besloot ook haar collega en vriendin, schilderes Adriana Haanen zich bij haar te vestigen. Haanen was een schoonzus van Kiers en zodoende hadden zij elkaar al in Amsterdam leren kennen. Dat het hen voor de wind moet zijn gegaan, blijkt wel uit het feit dat Maria Vos en Adriana Haanen in 1870 hun eigen ‘Villa Grada’ lieten bouwen.
Maria Vos heeft onder meer landschappen getekend en in aquarel opgezet. Maar haar grote bekendheid dankt ze aan haar schilderijen van stillevens. Groenten, vruchten, gevogelte en pronkobjecten behoorden tot haar meest geliefde onderwerpen. Vooral de (antieke) pronkobjecten zoals vergulde bekers, fijn aardewerk of glaswerk zijn typerend voor haar werk. Zij schildert deze attributen op een weliswaar nauwgezette, maar toch losse en zwierige wijze. Haar werken kenmerken zich ook door een volle, warme toon en prachtige stofuitdrukking.
Na de dood van Haanen in 1895 bleef Maria alleen in Villa Grada wonen. De meeste schilders hadden inmiddels de streek verlaten of waren overleden. Maria Vos bleef tot op hoge leeftijd actief en hield contact met collega’s. De winters bracht ze veelal door in Amsterdam en Den Haag. In 1904, op haar tachtigste verjaardag, werd zij door vrienden en collega’s gehuldigd: een deputatie van zeventig kunstenaars, leden van Arti et Amicitiae te Amsterdam en Artibus Sacrum in Arnhem, kwam naar haar villa, onder wie Otto Eerelman en Bart van Hove. Jeronimo de Vries omschreef haar als een bescheiden persoon, met een lange staat van dienst die de hulde van haar collega-kunstenaars volkomen verdiende.
Maria Vos stierf op 11 januari 1906, drie weken na haar 81ste verjaardag. Onder grote belangstelling werd ze begraven te Oosterbeek. Uit haar oeuvre schijnen een aantal werken verloren te zijn gegaan. Maar haar nagelaten stillevens plaatsen haar bij de top van de schilderessen van de negentiende eeuw: naast Margaretha Roosenboom, Gerardine van de Sande Bakhuyzen en Adriana Haanen. De vooraanstaande kunstcritica G.H. Marius schreef aan het begin van de 20e eeuw zelfs, dat Maria Vos als stillevenschilders ‘eigenlijk niet overtroffen’ was.