Théophile Emile Achille de Bock
Den Haag 1851 – 1904 Haarlem
In 1869 verhuisde hij naar Den Haag, waar hij les kreeg van Jan Willem van Borselen. Maar hij werd vooral gevormd door de beroemde landschapsschilder J.H. Weissenbruch. Van 1877 tot 1881 huurde de Bock een atelier in Huize Rozenburg in Den Haag, samen met collega-kunstenaars Tony Offermans en Jozef Neuhuys. Daarnaast raakte hij goed bevriend met de broers Jacob en Willem Maris. Het was vooral de oudere Jacob, voor wie De Bock de meeste bewondering had en door wie hij het meest gevormd werd. Hierop begon Théophile de Bock zich toe te leggen op landschappen, duin- en bosgezichten in de heersende opvattingen van de Haagse School.
Op advies van Jacob Maris maakte De Bock verschillende studiereizen naar Frankrijk. Hij deed daarbij Parijs aan en sloot zich van 1878 tot 1880 aan bij de schilders van Barbizon, die in de bossen nabij Fontainebleau de bakermat van het impressionisme hadden gelegd. Deze schilders schilderden in de buitenlucht (en plein air), waarbij zij zoveel mogelijk probeerden om de natuur zo realistisch mogelijk weer te geven. De Bock vond grote inspiratie in het zachte, heldere kleurgebruik van Camille Corot.
Terug in Den Haag leerde hij in 1881 Vincent van Gogh kennen en al snel raakten zij bevriend. Van Gogh had grote bewondering voor het werk van De Bock en was in brieven aan zijn broer Theo ook lovend diens kwaliteiten als schilder. Wel vond hij het jammer dat hij zo weinig aandacht schonk aan figuratie.
De Bock was vanwege zijn sympathieke karakter en grote organisatorische kwaliteiten een graag geziene gast in het Haagse kunstenaarsleven. Hij was lid van diverse verenigingen en discussiegroepen zoals het Amsterdamse genootschap Arti et Amicitiae en de Hollandsche Teekenmaatschappij. Tevens was hij in 1891 oprichter van de Haagse Kunstkring, die ook avant-garde kunstenaars een kans wilde geven om te exposeren. De aanleiding hiervan vormde de weigering van het invloedrijke Pulchri Studio om het werk van Vincent van Gogh te exposeren. Het was echter De Bock die het voor de grote meester opnam (Van Gogh was een jaar eerder overleden) en het initiatief tot de oprichting van De Haagse Kunstkring nam. Het werd direct een groot succes.
De Bock’s schilderijen verkochten ondertussen ook uitstekend en niet alleen in eigen land. Veel van zijn bosgezichten en boomrijke landschappen gingen naar Engeland, de Verenigde Staten en Canada. Op internationale tentoonstellingen in Barcelona, Parijs, Amsterdam en München ontving hij diverse onderscheidingen. Daarnaast werd hij door Hendrik Willem Mesdag gevraagd om mee te werken aan diens Panorama, waarbij hij grote delen van de lucht en de duinen voor zijn rekening nam.
Vanwege zijn verslechterende gezondheid verhuisde De Bock met zijn gezin naar Renkum aan de Veluwe. Zijn atelier had hij in de oranjerie van Kasteel Doorwerth. Hij schilderde er veel en met succes. Ook was De Bock betrokken bij vele Gelderse kunstinitiatieven. In 1902 werd hij benoemd tot Officier in de orde van Oranje Nassau.