Jan Willem van Borselen
Gouda 1825 – 1892 Den Haag
Van Borselen bouwde zijn werk op in heldere groen- en blauwtinten en was buitengewoon vaardig in compositie en perspectief. Kenmerkend voor zijn landschappen zijn de diagonale lijnen en het prachtig lichtspel van elkaar afwisselde zon- en schaduwpartijen, die de dieptewerking nog eens versterken. Dikwijls stoffeerde hij het geheel met enkele figuren, koeien langs de kant of een bootje in het water. Qua penseelvoering werkte Van Borselen aanvankelijk nog behoorlijk fijn, in navolging van zijn leermeester Andreas Schelfhout. Later, toen het impressionisme zijn intrede deed in de Nederlandse schilderkunst, werd ook het penseel van Van Borselen losser.
Hoewel hij echter nooit een Haagse School-kunstenaar pur sang zou worden, speelde Van Borselen wel een belangrijke rol in de overgang van de Romantische schilderkunst naar de Haagse School. In tegenstelling tot zijn voorgangers probeerde hij de natuur zo realistisch mogelijk weer te geven, zonder opsmuk of grootse effecten. Hierin manifesteerde Van Borselen zich als een vernieuwer. Zijn werk werd geprezen om zijn frisheid, oorspronkelijkheid en naturalisme. Van Borselen kreeg dan ook grote waardering voor zijn werk. Hij deed veelvuldig mee aan exposities in binnen- en buitenland en kreeg veel onderscheidingen. Ook verkocht hij regelmatig werk aan zowel grote particuliere verzamelaars als aan toonaangevende musea. Zelfs het Koninklijk Huis mocht hij tot zijn opdrachtgevers rekenen.