Henriette Ronner-Knip
Amsterdam 1821 – 1909 Brussel
Al op jonge leeftijd gaf Henriette blijk van een groot schildertalent. Zo schilderde ze op 14-jarige leeftijd De boerderij van Zijne K.H. de Prins van Oranje bij Tilburg, gestoffeerd met talloze schapen, met hulp van haar broer August (1819-1861). Het doek werd naar het paleis gestuurd en verschafte haar vader, die drie jaar eerder blind was geworden, een pensioen voor de rest van zijn leven.
Hoewel Henriette begon met het schilderen van landschappen met vee, ontdekte zij al snel dat haar voorkeur uitging naar gezelschapsdieren: honden en katten. Het besluit om in 1850 met haar kersverse echtgenoot Feico Ronner in Brussel te gaan wonen, legde Henriette geen windeieren. Brussel was in die tijd een van de modernste Europese steden, met een uitstekend artistiek klimaat met voor kunstenaars goede afzetmogelijkheden. De stad trok talrijke zakenlieden aan en er ontstond een deftig burgerlijk milieu dat zich voor kunst interesseerde en zich niet alleen chique interieurs, maar ook huisdieren kon veroorloven. Ronner schilderde steeds vaker honden en vanaf 1870 hoofdzakelijk katten. Haar aanzienlijke reputatie heeft zij vooral aan dit laatste onderwerp te danken. Opdrachtgevers en geïnteresseerde kopers die de Salons en Tentoonstellingen van Levende Meesters bezochten, werden getroffen door de wonderbaarlijke precisie waarmee Ronner haar katten wist vast te leggen.
Zij besteedde grote aandacht aan de afzonderlijke karakters en emoties van de katten: jeugdig, onstuimig, wild, zorgzaam, koesterend of nieuwsgierig. Vaak portretteerde zij hen liggend op een kleed tegen een subtiele achtergrond van behang. Maar ook schilderde zij de katten en jonge poesjes te midden van schitterende, rijk gedecoreerde interieurs met dikke kleden, antieke meubels, boeken, kisten en andere voorwerpen. Hoewel zij aan het begin van haar lange carrière vooral realistisch schilderde, maakte zij gedurende haar loopbaan een onmiskenbare ontwikkeling in de richting van het impressionisme door.